Wat is insulineresistentie?

Als een paard langdurig teveel suiker binnen krijgt, kan dat leiden tot een soort suikerziekte die ‘insulineresistentie’ heet. Daardoor raken er allerlei processen in het lichaam ontregeld. Wondjes genezen slechter, er treden eerder ontstekingen op en het gevaarlijkste is dat de gevoeligheid voor hoefbevangenheid toeneemt.

 

Insulineresistentie heeft te maken met het eten van suiker. Daarbij moet je niet denken aan suikerklontjes of de witte korrels die wij in de thee gooien. In ‘gewone’ voeding zoals gras en kuil zit ook suiker. Van een beetje suiker wordt een paard niet meteen ziek. Maar eet hij teveel of te lang achter elkaar suikerrijk voedsel, dan kunnen er problemen ontstaan. Dat gebeurt eerder als een paard aanleg heeft voor insulineresistentie.

 

Wat is het?

Wat is het precies? Eten wordt in de maag en darmen van een paard omgezet in stofjes, die door de darmwand naar het bloed gaan, om te worden getransporteerd naar plekken waar ze nodig zijn. Glucose bijvoorbeeld, dat onder andere als brandstof voor de spieren dient. Als in de darm eten tot glucose is verteerd en in het bloed wordt opgenomen, moet het lichaam een seintje krijgen dat dit naar de spiercellen kan, om daar te worden opgeslagen. Dat sein wordt gegeven door het hormoon insuline, dat in de alvleesklier wordt geproduceerd. Hoe meer glucose in het bloed, hoe meer insuline er wordt aangemaakt. Dit proces kan echter vreselijk uit de hand lopen.

 

Als er steeds maar weer grote hoeveelheden glucose in het bloed komen en er als reactie dus ook voortdurend en langdurig insuline wordt aangemaakt, dan raakt het lichaam daaraan gewend en reageert het er steeds minder op. De alvleesklier gaat door met nóg meer insuline aanmaken. Maar uiteindelijk kan zelfs een enorm insulinegehalte de hoeveelheid glucose in het bloed niet voldoende omlaag krijgen. Het bloed blijft te suikerrijk. Daar kan een paard niet tegen. Er ontstaan tal van gezondheidsproblemen, zoals ontstekingen, wondjes die niet genezen en -in het ergste geval- hoefbevangenheid.

 

Dik of niet?

Paarden die veel suikerrijk voedsel eten en de energie niet opmaken, worden dik. Maar niet alle dikke paarden zijn insulineresistent. En soms wordt de gevoeligheid ook bij paarden aangetroffen die niet te dik zijn. Erfelijkheid lijkt een rol te spelen. Daarnaast komt het meer voor bij sommige rassen. Vooral bij sobere ponysoorten, zoals Welsh, Welsh Cobs, IJslanders en Shetlanders treedt insulineresistentie eerder op. Dat kan ermee te maken hebben dat deze rassen in de vrije natuur op arme voeding zijn aangewezen en in de winter hun vetvoorraad verteren. In onze Westerse wereld worden ze meestal jaarrond bijgevoerd, waardoor geen sprake meer is van schrale perioden. Dat lijkt diervriendelijk, maar teveel is voor deze paarden al snel een risico.

 

Dierenartsen kunnen met bloedonderzoek controleren of een paard insulineresistent is. Dat is belangrijk, omdat met de juiste maatregelen, die vooral bestaan uit het verminderen van de hoeveelheid suiker in het rantsoen, de werkzaamheid van de insuline terugkomt. Het probleem is dus te genezen, al blijft de gevoeligheid bestaan. Je zult dus met zulke paarden altijd moeten blijven oppassen.

 

Kun je aan de buitenkant zien of een paard insulineresistent is? Nee, maar er zijn wel aanwijzingen. Paarden met dit probleem bouwen vet op op bepaalde plekken. In de manenkam bijvoorbeeld. Die is vaak harder en gezwollen. Ook bij de staart en op de schouders zit meestal een dikke vetlaag. Als jouw paard dat heeft, is het verstandig om hem te laten testen. Te dik zijn is een risico, maar hoeft dus niet automatisch te betekenen dat er insulineresistentie in het spel is. Maar overgewicht is ook om andere redenen niet goed voor een paard. Het is daarom verstandig om het rantsoen goed af te stemmen. Heb je daarover vragen, bespreek die met je dierenarts of vraag één van de verzorgers van De Paardenkamp. Die hebben veel ervaring met passende voeding voor allerlei typen paarden.

 

Productiegras

Of je paard gevoelig is voor insulineresistentie of niet, het is altijd oppassen met het suikergehalte van de voeding. Zetmeel in granen is een bron, maar ruwvoer van productiegras dat voor koeien is bedoeld is misschien nog wel gevaarlijker, omdat dat een groter bestanddeel van het rantsoen uitmaakt. Bij krachtvoer staan alle ingrediënten op de verpakking. Maar je kunt aan ruwvoer niet zien hoeveel suiker het bevat. Daarom is het verstandig om dit te analyseren. Zo’n ruwvoercheck is niet duur.

 

Daarnaast worden er onbewust nog wel eens wat extra suikers aan het dieet toegevoegd, bijvoorbeeld als een paard supplementen krijgt, waar vaak ook suiker in zit. Veel mensen denken dat het verstandiger is om suikergevoelige paarden op kale, onbemeste of pasgemaaide weilanden te zetten. Dat is echter juist verkeerd. Kort gras maakt enorm veel suiker aan om te groeien. Vooral als het gebrek aan voedingsstoffen heeft. Vandaar dat een passend bemestingsplan verstandig is en je paarden beter in een doorgeschoten weide kunt zetten. Pas vooral op in het voor- en najaar. Door de koude nachten stopt de stofwisseling in de grasplant . Stijgt de temperatuur, dan wordt ter compensatie juist extra suiker geproduceerd.

 

(Tekst: Tessa van Daalen, foto: Nikki de Kerf)